Halsteren
Ten noorden van Bergen op Zoom ligt het meer dan zeven eeuwen oude dorp Halsteren. Het sterk gevarieerde beeld dat Halsteren aan de bezoeker toont, vindt voor een deel zijn oorzaak in het verleden. In 1810 is de gemeente gevormd door samenvoeging van de dorpen Halsteren, Lepelstraat, Kladde. De gemeente ligt op de grens van het laaggelegen poldergebied en de hoger gelegen Brabantse zandgronden, en grensde verder aan de gemeenten Nieuw-Vossemeer, Steenbergen, Wouw en Bergen op Zoom. Op 1 januari 1997 werd de gemeente bij Bergen op Zoom gevoegd.
Halsteren is voor velen interessant. Liefhebbers van uitgestrekte polderlandschappen kunnen hun hart ophalen in het gebied ten westen van het dorp. Wie van prachtige natuurgebieden houdt, kan terecht in het gebied rond de Melanen en Fort de Roovere. In het dorp staan enkele belangrijke monumentale gebouwen waaronder het voormalige gemeentehuis, de Sint Martinuskerk, de Sint Quirinuskerk en de Sint Antoniusmolen, verder de overblijfselen van de forten de Roovere en fort Pinssen
Het gemeentehuis
Het mooiste monumentale ensemble in het dorp wordt gevormd door het gemeentehuis en de Sint Martinuskerk. De jaarankers 1633 wijzen op de bouwtijd van de gevel. Dat wil niet zeggen dat het gebouw zelf niet ouder is. Door het ontbreken van archiefgegevens is niet met zekerheid bekend hoe het gebouw er voor 1633 uitzag. Het vermoeden bestaat dat het jaartal op de voorgevel betrekking heeft op een grote verbouwing. In de 17e eeuw was het raadhuis wel kleiner dan het huidige gebouw. Het bood plaats aan de vergaderingen van de schepenbanken en ingelanden. In de kelder was een ruimte ingericht voor het vasthouden van
misdadigers.
Een grote verbouwing vond plaats in 1773, tegelijk met het herstel van de kerktoren. Uit het bestek voor deze verbouwing weten we enigszins hoe de indeling van het gebouw er mogelijk uitzag. Tegen de voorgevel lag de ruimte waar de vierschaar was gevestigd, daarachter lag de secretariekamer. Bij de verbouwing werden enkele kozijnen vernieuwd, op de verdieping bracht met enkele kamertjes aan en men vernieuwde het bordes vóór de gevel. Het duurde weer ruim 100 jaar voor de volgende grote uitgave voor het gebouw plaatsvond. In 1875 werden de leien van het dak door blauwe pannen vervangen. Het dak en een deel van de voorgevel werden vernieuwd. Op de top bracht men een 'belfort' of klokkentorentje aan. De buitenmuren van het raadhuis werden bepleisterd. Dat was toen in de mode.
Een kleine verbouwing vond in 1895 plaats. De sierlijke hardstenen pomp vóór het raadhuis is rond 1900 vervangen door een kleine gietijzeren pomp. Het gebouw werd in 1917 grondig gerestaureerd, geheel volgens de opvattingen van die jaren. Er ontstond een gebouw dat mooier was dan ooit tevoren. De gevels werden ontpleisterd. Het belfort op de geveltop werd vervangen door een schilddragende leeuw. Het gebouw kreeg een traptorentje aan de zijkant en een nieuw vertrek aan de achterzijde. Daarin werd de raadszaal en de trouwzaal ondergebracht. De ingang van de secretarie kwam aan de oostkant. De restauratie kwam vooral tot stand onder aandrang van de toenmalige burgemeester Mastboom. Hij wist de hand te leggen op een mooie schouw uit de hoeve de Stapelakker, die een plaats kreeg in de raadszaal. Bij de verbouwing van 1939 werd aan de westzijde een nieuwe ingang gemaakt. De achtergevel werd enige meters verplaatst in verband met de bouw van een nieuwe archiefruimte en de verplaatsing van de raadszaal. Terwijl het gebouw nagenoeg zonder schade de Tweede Wereldoorlog was doorgekomen, bracht een brand op 14 november 1944 grote schade. Deze brand was het gevolg van onvoorzichtigheid van Engelse militairen die het gebouw na de bevrijding hadden gevorderd. De schade is in 1948 hersteld. Sindsdien vonden nog enkele kleinere verbouwingen plaats.
De Sint Martinuskerk
Achter het raadhuis rijst de hoge bouwmassa van de oude Sint Martinuskerk op. Vanuit vele hoeken in de omgeving is dit markante ge- bouw te zien. Ondanks de vele latere verbouwingen bevat de kerk nog middeleeuwse bouwfragmen- ten. Een deel van de huidige kerk dateert uit de 14e eeuw, met name het onderste deel van de toren en een stuk van het koor. Het is waarschijnlijk dat de kerk toen is ge- bouwd ter vervanging van een kleiner gebouw. In het midden van de 15e eeuw is een ingrijpende verbouwing uitgevoerd. Hieraan herinnert een gedenksteen in een van de steunberen van het koor waarin het jaar 1457 is gebeiteld. Bij deze verbouwing werd het koor en het schip aanzienlijk vergroot en de toren verhoogd en met een nieuwe spits bekroond. In het schip en de zijbeuken werden houten gewelven aangebracht. Tussen 1492 en 1500 werden aan de noordzijde en aan de zuidzijde van het schip dwarspanden gebouwd, die waarschijnlijk als kapellen bedoeld waren. In de zuidelijke aanbouw werd later een ingang gemaakt. Daarmee was de huidige vorm van deze charmante dorpskerk een feit. Veel is er aan het uitwendige niet veranderd. De schade door de oorlogshandelingen in de 17e en 18e eeuw is steeds hersteld, zonder dat er ingrijpende veranderingen in de opzet van de kerk plaatsvonden. De Hervorming kreeg in Halsteren geen voet aan de grond. Alleen het beeld in de Sint Quirinuskapel werd vernield. De katholieken bleven nog tot 1647 hun eredienst houden in de oude kerk. De druk van hervormde zijde om een einde te maken aan de openlijke beoefening van de rooms-katholieke eredienst had in dat jaar tot gevolg dat de pastoor uit de kerk verdreven werd en de hervormden het gebouw in beslag namen.
De hervormden behielden het gebruik van de oude kerk tot 1802. In de periode 1647- 1802 werden er verschillende onderhoudswerken uitgevoerd. De kosten kwamen voor rekening van de gemeente. De oorlogsschade van 1747 kon pas in 1751 hersteld worden. Toen werd ook het dak vernieuwd, waarbij er een andere dakhelling werd aangebracht. Het uurwerk met één wijzer die alleen de uren aanwijst, is in 1756 aangebracht. In 1802 kwam het gebouw weer in het bezit van de rooms-katholieke parochie die sindsdien zorgde voor het allernoodzakelijkste herstel. Deze noemde de kerk Sint Quirinus naar de verdwenen kapel. Enige kwesties ontstonden er met het gemeentebestuur over het onderhoud van de toren. Na het gereedkomen van de nieuwe Sint Quirinuskerk in 1913, kwam het gebouw leeg te staan. Het eigendom ging toen over naar de Staat der Nederlanden. De kerk kreeg sindsdien verschillende bestemmingen, tot men omstreeks 1960 het plan opvatte tot algehele restauratie en verkoop aan de hervormde gemeente Halsteren en Nieuw Vossemeer. De restauratie werd onder leiding van J. Holstein, architect van de Rijksgebouwendienst uitgevoerd. Op 16 december 1962 kon het gebouw in gebruik genomen worden. In 1977 werd een carillon in de toren geplaatst, een wat late bekroning van de restauratiewerken.
De Sint Quirinuskerk
Sinds 1912 wordt het silhouet van het dorp mede bepaald door de rijzige bouwmassa van de Sint Quirinuskerk, gebouwd naar het ontwerp van architect Jos Cuypers. De bouw kon in 1911 worden aanbesteed. Voor de financiering was het nood zakelijk de oude pastorie, het huis Blanche Fleur, aan het Sint Elisabethsgasthuis te verkopen. Dit prachtige 17e eeuwse huis is helaas in 1978 afgebroken in verband met de uitbreiding van dat bejaardenhuis. De driebeukige kerk maakt zeker wat het interieur betreft een prettige indruk dank zij het verras- sende ontwerp van Jos Cuypers. Hoewel hij tamelijk kleine vensters toepaste, is de kerk erg licht. De rechthoekige pilaren en de bogen zijn samengesteld van afwisselende bruinrode en witte banden, waardoor een moskeeachtige aanblik ontstaat. De kerk, die zich niet in een kunsthistorische hokje laat plaatsen, wordt erg geprezen in het werk van dr.J. Kalf over de katholieke kerken in Nederland. In de kerk vallen enkele oude kerkelijke attributen op evenals enkele onderdelen die de oude Sint Martinuskerk hadden gesierd.
In de eerste plaats is dat de zogenaamde orgeltribune die in 1643 door Jan Colijns de Noles uit Antwerpen is vervaardigd. Deze bevat zeer fraai houtsnijwerk. De ingangspartij is aan dit oksaal aangepast. Ook het uit 1868 daterende altaar ter ere van Sint Quirinus is naar de nieuwe kerk overgebracht. In de zijkapel waar dit altaar staat, is een koperen doopvont en koperen plaat te zien, daterend uit het midden der 16e eeuw. Deze prachtige stukken geelkoperwerk zijn in 1920 opgegraven in een tuin nabij de hoofdingang van de Sint Martinuskerk, samen met enkele koperen kandelaars. De voorwerpen zijn waarschijnlijk in 1619 in der haast begraven. Het dekenaal verslag van t dat jaar vermeldt dat er verschil lende kerkgoederen 'in veiligheid' gebracht werden, omdat men ver- wachtte dat de Reformatie wellicht met geweld zou worden ingevoerd. De voorwerpen werden na onder- handelingen tussen de pastoor en de vinders aan de parochiekerk afgestaan, waarna ze gerestaureerd werden en een plaats in de nieuwe kerk kregen.
Fort de Roovere
Fort de Roovere werd in 1628 aangelegd op een hoge zandrug en vormde samen met de forten Moermont en Pinssen en het Halsters Laag de zogenaamde Linie naar Steenbergen. Door middel van inundatie via een sluis bij Steenbergen verdedigd door Fort Hendrik kon een gebied tussen de vestingen Steenbergen en Bergen op Zoom onder water worden gezet. Hierdoor konden de Hollandse Verenigde Provincies (waar Zeeland een voorname plaats innam) beschermd worden tegen de Spaanse invallen gedurende de 80-jarige oorlog (1568-1648). In 1727 werd het fort verbeterd aan de hand van plannen van Menno van Coehoorn. Aan de zuidzijde van het fort kwam een aansluitende liniewal tot stand. Tijdens het beleg van Bergen op Zoom in 1747 deden de Fransen tevergeefs een aanval op het fort. In 1784 bracht men wijzigingen aan in de voorwerken en werd de hoofdwal aan de noordzijde afgegraven. Later in 1814 werd deze sterke vestigingsstad weer door de troepen van Napoleon gebruikt om aanvallen van de Engelsen en Russische Kozakken af te slaan, terwijl deze de Provincie Noord Brabant grotendeels bevrijd hadden van de Franse bezetting.
De Sint Antoniusmolen
Lang de Halsterseweg staat de Sint Antoniusmolen volgens het opschrift gebouwd in 1817 Het is een ronde stenen bergkorenmolen, die met zijn witte romp en met seringenbomen begroeide molenberg een prachtig zicht oplevert. De molen is nog steeds in gebruik.
Het aantal inwoners van Halsteren bijgewerkt tot en met 1 januari 2014 12465 inwoners
.
Ten noorden van Bergen op Zoom ligt het meer dan zeven eeuwen oude dorp Halsteren. Het sterk gevarieerde beeld dat Halsteren aan de bezoeker toont, vindt voor een deel zijn oorzaak in het verleden. In 1810 is de gemeente gevormd door samenvoeging van de dorpen Halsteren, Lepelstraat, Kladde. De gemeente ligt op de grens van het laaggelegen poldergebied en de hoger gelegen Brabantse zandgronden, en grensde verder aan de gemeenten Nieuw-Vossemeer, Steenbergen, Wouw en Bergen op Zoom. Op 1 januari 1997 werd de gemeente bij Bergen op Zoom gevoegd.
Halsteren is voor velen interessant. Liefhebbers van uitgestrekte polderlandschappen kunnen hun hart ophalen in het gebied ten westen van het dorp. Wie van prachtige natuurgebieden houdt, kan terecht in het gebied rond de Melanen en Fort de Roovere. In het dorp staan enkele belangrijke monumentale gebouwen waaronder het voormalige gemeentehuis, de Sint Martinuskerk, de Sint Quirinuskerk en de Sint Antoniusmolen, verder de overblijfselen van de forten de Roovere en fort Pinssen
Het gemeentehuis
Het mooiste monumentale ensemble in het dorp wordt gevormd door het gemeentehuis en de Sint Martinuskerk. De jaarankers 1633 wijzen op de bouwtijd van de gevel. Dat wil niet zeggen dat het gebouw zelf niet ouder is. Door het ontbreken van archiefgegevens is niet met zekerheid bekend hoe het gebouw er voor 1633 uitzag. Het vermoeden bestaat dat het jaartal op de voorgevel betrekking heeft op een grote verbouwing. In de 17e eeuw was het raadhuis wel kleiner dan het huidige gebouw. Het bood plaats aan de vergaderingen van de schepenbanken en ingelanden. In de kelder was een ruimte ingericht voor het vasthouden van
misdadigers.
Een grote verbouwing vond plaats in 1773, tegelijk met het herstel van de kerktoren. Uit het bestek voor deze verbouwing weten we enigszins hoe de indeling van het gebouw er mogelijk uitzag. Tegen de voorgevel lag de ruimte waar de vierschaar was gevestigd, daarachter lag de secretariekamer. Bij de verbouwing werden enkele kozijnen vernieuwd, op de verdieping bracht met enkele kamertjes aan en men vernieuwde het bordes vóór de gevel. Het duurde weer ruim 100 jaar voor de volgende grote uitgave voor het gebouw plaatsvond. In 1875 werden de leien van het dak door blauwe pannen vervangen. Het dak en een deel van de voorgevel werden vernieuwd. Op de top bracht men een 'belfort' of klokkentorentje aan. De buitenmuren van het raadhuis werden bepleisterd. Dat was toen in de mode.
Een kleine verbouwing vond in 1895 plaats. De sierlijke hardstenen pomp vóór het raadhuis is rond 1900 vervangen door een kleine gietijzeren pomp. Het gebouw werd in 1917 grondig gerestaureerd, geheel volgens de opvattingen van die jaren. Er ontstond een gebouw dat mooier was dan ooit tevoren. De gevels werden ontpleisterd. Het belfort op de geveltop werd vervangen door een schilddragende leeuw. Het gebouw kreeg een traptorentje aan de zijkant en een nieuw vertrek aan de achterzijde. Daarin werd de raadszaal en de trouwzaal ondergebracht. De ingang van de secretarie kwam aan de oostkant. De restauratie kwam vooral tot stand onder aandrang van de toenmalige burgemeester Mastboom. Hij wist de hand te leggen op een mooie schouw uit de hoeve de Stapelakker, die een plaats kreeg in de raadszaal. Bij de verbouwing van 1939 werd aan de westzijde een nieuwe ingang gemaakt. De achtergevel werd enige meters verplaatst in verband met de bouw van een nieuwe archiefruimte en de verplaatsing van de raadszaal. Terwijl het gebouw nagenoeg zonder schade de Tweede Wereldoorlog was doorgekomen, bracht een brand op 14 november 1944 grote schade. Deze brand was het gevolg van onvoorzichtigheid van Engelse militairen die het gebouw na de bevrijding hadden gevorderd. De schade is in 1948 hersteld. Sindsdien vonden nog enkele kleinere verbouwingen plaats.
De Sint Martinuskerk
Achter het raadhuis rijst de hoge bouwmassa van de oude Sint Martinuskerk op. Vanuit vele hoeken in de omgeving is dit markante ge- bouw te zien. Ondanks de vele latere verbouwingen bevat de kerk nog middeleeuwse bouwfragmen- ten. Een deel van de huidige kerk dateert uit de 14e eeuw, met name het onderste deel van de toren en een stuk van het koor. Het is waarschijnlijk dat de kerk toen is ge- bouwd ter vervanging van een kleiner gebouw. In het midden van de 15e eeuw is een ingrijpende verbouwing uitgevoerd. Hieraan herinnert een gedenksteen in een van de steunberen van het koor waarin het jaar 1457 is gebeiteld. Bij deze verbouwing werd het koor en het schip aanzienlijk vergroot en de toren verhoogd en met een nieuwe spits bekroond. In het schip en de zijbeuken werden houten gewelven aangebracht. Tussen 1492 en 1500 werden aan de noordzijde en aan de zuidzijde van het schip dwarspanden gebouwd, die waarschijnlijk als kapellen bedoeld waren. In de zuidelijke aanbouw werd later een ingang gemaakt. Daarmee was de huidige vorm van deze charmante dorpskerk een feit. Veel is er aan het uitwendige niet veranderd. De schade door de oorlogshandelingen in de 17e en 18e eeuw is steeds hersteld, zonder dat er ingrijpende veranderingen in de opzet van de kerk plaatsvonden. De Hervorming kreeg in Halsteren geen voet aan de grond. Alleen het beeld in de Sint Quirinuskapel werd vernield. De katholieken bleven nog tot 1647 hun eredienst houden in de oude kerk. De druk van hervormde zijde om een einde te maken aan de openlijke beoefening van de rooms-katholieke eredienst had in dat jaar tot gevolg dat de pastoor uit de kerk verdreven werd en de hervormden het gebouw in beslag namen.
De hervormden behielden het gebruik van de oude kerk tot 1802. In de periode 1647- 1802 werden er verschillende onderhoudswerken uitgevoerd. De kosten kwamen voor rekening van de gemeente. De oorlogsschade van 1747 kon pas in 1751 hersteld worden. Toen werd ook het dak vernieuwd, waarbij er een andere dakhelling werd aangebracht. Het uurwerk met één wijzer die alleen de uren aanwijst, is in 1756 aangebracht. In 1802 kwam het gebouw weer in het bezit van de rooms-katholieke parochie die sindsdien zorgde voor het allernoodzakelijkste herstel. Deze noemde de kerk Sint Quirinus naar de verdwenen kapel. Enige kwesties ontstonden er met het gemeentebestuur over het onderhoud van de toren. Na het gereedkomen van de nieuwe Sint Quirinuskerk in 1913, kwam het gebouw leeg te staan. Het eigendom ging toen over naar de Staat der Nederlanden. De kerk kreeg sindsdien verschillende bestemmingen, tot men omstreeks 1960 het plan opvatte tot algehele restauratie en verkoop aan de hervormde gemeente Halsteren en Nieuw Vossemeer. De restauratie werd onder leiding van J. Holstein, architect van de Rijksgebouwendienst uitgevoerd. Op 16 december 1962 kon het gebouw in gebruik genomen worden. In 1977 werd een carillon in de toren geplaatst, een wat late bekroning van de restauratiewerken.
De Sint Quirinuskerk
Sinds 1912 wordt het silhouet van het dorp mede bepaald door de rijzige bouwmassa van de Sint Quirinuskerk, gebouwd naar het ontwerp van architect Jos Cuypers. De bouw kon in 1911 worden aanbesteed. Voor de financiering was het nood zakelijk de oude pastorie, het huis Blanche Fleur, aan het Sint Elisabethsgasthuis te verkopen. Dit prachtige 17e eeuwse huis is helaas in 1978 afgebroken in verband met de uitbreiding van dat bejaardenhuis. De driebeukige kerk maakt zeker wat het interieur betreft een prettige indruk dank zij het verras- sende ontwerp van Jos Cuypers. Hoewel hij tamelijk kleine vensters toepaste, is de kerk erg licht. De rechthoekige pilaren en de bogen zijn samengesteld van afwisselende bruinrode en witte banden, waardoor een moskeeachtige aanblik ontstaat. De kerk, die zich niet in een kunsthistorische hokje laat plaatsen, wordt erg geprezen in het werk van dr.J. Kalf over de katholieke kerken in Nederland. In de kerk vallen enkele oude kerkelijke attributen op evenals enkele onderdelen die de oude Sint Martinuskerk hadden gesierd.
In de eerste plaats is dat de zogenaamde orgeltribune die in 1643 door Jan Colijns de Noles uit Antwerpen is vervaardigd. Deze bevat zeer fraai houtsnijwerk. De ingangspartij is aan dit oksaal aangepast. Ook het uit 1868 daterende altaar ter ere van Sint Quirinus is naar de nieuwe kerk overgebracht. In de zijkapel waar dit altaar staat, is een koperen doopvont en koperen plaat te zien, daterend uit het midden der 16e eeuw. Deze prachtige stukken geelkoperwerk zijn in 1920 opgegraven in een tuin nabij de hoofdingang van de Sint Martinuskerk, samen met enkele koperen kandelaars. De voorwerpen zijn waarschijnlijk in 1619 in der haast begraven. Het dekenaal verslag van t dat jaar vermeldt dat er verschil lende kerkgoederen 'in veiligheid' gebracht werden, omdat men ver- wachtte dat de Reformatie wellicht met geweld zou worden ingevoerd. De voorwerpen werden na onder- handelingen tussen de pastoor en de vinders aan de parochiekerk afgestaan, waarna ze gerestaureerd werden en een plaats in de nieuwe kerk kregen.
Fort de Roovere
Fort de Roovere werd in 1628 aangelegd op een hoge zandrug en vormde samen met de forten Moermont en Pinssen en het Halsters Laag de zogenaamde Linie naar Steenbergen. Door middel van inundatie via een sluis bij Steenbergen verdedigd door Fort Hendrik kon een gebied tussen de vestingen Steenbergen en Bergen op Zoom onder water worden gezet. Hierdoor konden de Hollandse Verenigde Provincies (waar Zeeland een voorname plaats innam) beschermd worden tegen de Spaanse invallen gedurende de 80-jarige oorlog (1568-1648). In 1727 werd het fort verbeterd aan de hand van plannen van Menno van Coehoorn. Aan de zuidzijde van het fort kwam een aansluitende liniewal tot stand. Tijdens het beleg van Bergen op Zoom in 1747 deden de Fransen tevergeefs een aanval op het fort. In 1784 bracht men wijzigingen aan in de voorwerken en werd de hoofdwal aan de noordzijde afgegraven. Later in 1814 werd deze sterke vestigingsstad weer door de troepen van Napoleon gebruikt om aanvallen van de Engelsen en Russische Kozakken af te slaan, terwijl deze de Provincie Noord Brabant grotendeels bevrijd hadden van de Franse bezetting.
De Sint Antoniusmolen
Lang de Halsterseweg staat de Sint Antoniusmolen volgens het opschrift gebouwd in 1817 Het is een ronde stenen bergkorenmolen, die met zijn witte romp en met seringenbomen begroeide molenberg een prachtig zicht oplevert. De molen is nog steeds in gebruik.
Het aantal inwoners van Halsteren bijgewerkt tot en met 1 januari 2014 12465 inwoners
.